h

1 Mei toespraak

1 mei 2004

1 Mei toespraak

We staan hier bij het graf van Willy Geitz. Ik ken hem vanuit het Nivon, het vroegere Instituut voor Arbeidersontwikkeling. Willy gaf daar een cursus Esperanto, een wereldtaal die letterlijk "hoop" betekent. Hoop op een betere wereld door een goede onderlinge verstandhouding. Hier op zijn graf staat in die taal de spreuk "batalata, amata", wat strijdbaar en geliefd betekent. Het is Willy Geitz ten voeten uit. Een vrije socialist van het zuiverste water. Hij maakte deel uit van een beweging die haar stempel heeft gedrukt op de geschiedenis van deze streek.
Harmen van Houten heeft dat prachtig beschreven in zijn boek "Anarchisme in Drenthe, levensherinneringen van een veenarbeider".

Twee jaar geleden wilde het Ouderenplatform van de SP op 1 mei aandacht besteden aan bestaande monumenten voor de grote socialistische voormannen. In Amsterdam werden bij voorbeeld bloemen gelegd bij het beeld van Ferdinand Domela Nieuwenhuis. In Zuidoost-Drenthe beschikken wij niet over een gedenkteken van een voorman uit de arbeidersbeweging. Daarom stonden wij hier stil bij het graf van een anonieme landarbeider op de katholieke begraafplaats in Emmer-Compascuum. Op zijn grafsteen is een aangrijpende tekst gebeiteld over het lijden van de arbeiders tijdens de crisisjaren van de jaren dertig.

Dit keer brengen wij een bloemenhulde aan een van de vele onbekende strijders voor een betere samenleving. Want de grote voorlieden hebben het niet alleen gedaan. De schrijver Bertold Brecht heeft dat treffend verwoord in zijn gedicht "Vragen van een lezende arbeider".

Dat begint als volgt: "Wie bouwde het zevenpoortige Thebe? In de boeken staan de namen van koningen. Hebben de koningen de rotsblokken aangesleept"?

De verbeteringen in onze levensomstandigheden zijn ons niet komen aanwaaien. Daar is voor gestreden door de arbeidersbeweging. Ontelbare mensen hebben hun steentje bijgedragen aan betere sociale zekerheid en het recht op een menswaardig bestaan.

Bij de grote vredesdemonstraties in de jaren tachtig was Willy Geitz steeds van de partij. Met zijn karakteristieke alpinomuts op het hoofd sjouwde hij de hele dag met een groot bord waarop een leus tegen de wapenwedloop was geschilderd. De vrije socialisten, ook wel sociaal-anarchisten genoemd, waren zuiver in de leer. Professor Ger Harmsen spreekt in zijn nawoord in het boek van Harmen van Houten met veel respect over de anarchistische cultuur van de veenarbeiders. Strijdbaarheid, moderne opvattingen over gezinsplanning en vrouwenemancipatie, geheelonthouding en anti-militarisme waren kenmerken van deze cultuur, die haar bloeitijd vooral in de eerste helft van de twintigste eeuw beleefde.

Dat respect willen wij op deze Dag van de Arbeid tonen door middel van een bloemenhulde op het graf van deze grote, kleine man. Ik wil besluiten met enkele versregels van een anonieme dichteres, die treffend de diepere betekenis van deze 1-mei plechtigheid weergeven:
Veel verdwijnt,
Herinnering blijft,
Zin heeft zijn
Ook in het klein.


Gerrit Saarloos,
Emmen, 1 mei 2004

U bent hier